Uitgelicht

 

WELKOM!

 

web_4a

Speelmoment (2005) uit Sartres ‘Huis Clos‘.       foto: Thom Binksma ©

Ik ben geïnteresseerd in onderwerpen van allerlei aard. Zie de “Categorieën” in de rechterkolom. Ook kunt u zoeken in de zoekbalk rechtsboven. Deze weblog bestaat sinds 2004.

VEEL PLEZIER!

P.S. Trekt u zich s.v.p niets aan van eventuele reclame-uitingen!  U kunt natuurlijk ook een Ad-Blocker nemen.

 

Een blote man beminnen

U kent ongetwijfeld de Wet van Archimedes, een natuurkundige wet die iets zegt over wat er aan de hand is als je een willekeurig voorwerp onderdompelt in een vloeistof: zo’n voorwerp ondergaat dan een opwaartse kracht die gelijk is aan het gewicht van de verplaatste vloeistof. Want immers, met onderdompeling wordt vloeistof verplaatst. Ga maar eens in bad, dan zie je dat duidelijk. Het water zal hoger staan dan toen je nog niet in bad zat. Hoe groter het voorwerp, of hoe groter en robuuster u bent, fysiek gezien, hoe hoger het badwater; het kan dan zelfs overlopen. Als u dan exact weet hoeveel water er verplaatst is dan is dát het getal van de opwaartse kracht. In geval van water: 5 liter waterverplaatsing zorgt dan voor 5 kg aan opwaartse kracht. Weet u dat even. Wat nu was er aan de hand met ene Sarah, de hoofdpersoon van het boek ‘Een blote man beminnen’, van Sarah Neutkens? Als haar moeder haar in bad stopte liep het voortdurend over, althans zoals alleen Sarah dat meende waar te nemen. Hoe weinig water het bad ook mocht bevatten, altijd liep het over: Sarah bestond onlosmakelijk uit twéé personen, zijzelf plus dat wat haar verbeelding haar voorschotelde. Die tweede persoon was gelijk al zogenaamd aanwezig vanaf het moment dat Sarah werd geboren. Wilde zij bescherming? Wilde zij, later in het verhaal, bemind worden? Wilde ze houvast hebben met het delen van haar eenzaamheid aan de ander? Het bleek een lange strijd, niet alleen werd er heel soms bemind, heftig en niets ontziend (op mijn knieën zittend, voor jou, likte ik je schoon, gelijk een hond zijn baasje liefheeft), maar ook werd er gevochten, met houten zwaarden, tegen elkaar! Altijd ook was er sprake van beginnen, nooit was er een einde, beginnen, beginnen, beginnen, het wilde maar niet vlotten en de moeizaamheden in Sarah’s verbeelding begonnen zich meer en meer op te stapelen, waarop zij uiteindelijk het contact begon te verbreken; er moest een einde zijn!! Een niet al te gemakkelijk poëtisch geschreven boek, extra hardop moest ik het lezen om het allemaal goed tot me te kunnen nemen. Een verbeelding, met veel filosofische en of psychologische elementen, zeker wanneer onderwerpen als eenzaamheid, tijd en genaakbaarheid aan de orde kwamen. Over niet hébben, maar houden (zoals je een dier houdt)!! Beschrijft ze met dit verhaal misschien ook een ervaring van zekere tekortkoming van aandacht en liefde in het alledaags waarachtige leven? Misschien had ze een meer onderdanig leven willen leven (als een dier, een gehoorzaam beest)?

Paar interessante citaten:

Een uitgave van Prometheus, 2022

Kinderen van het Ruige Land

Ik citeer hier een aantal opvallende zinnen uit het boek:

Een uitgave van Auke Hulst & Meulenhoff (2012)

Mens & Gif

Ik zie huizen, rijtjeshuizen, dáár, aan de overkant van de straat, gelukkig redelijk op afstand, maar desalniettemin zie ik ze, die huizen. Die huizen zijn allemaal voorzien van voortuintjes die er stuk voor stuk redelijk uitzien, maar het ’t kón allemaal wel wat wilder aangaande de beplanting; minder burgerlijk en zonder tegels. Kletsnatte tuintjes vanwege de nu nagenoeg onophoudelijke regen, maar nergens ontwaar ik plassen water, op één uitzondering na: er valt een tuintje waar te nemen waar de begroeiing totaal ontbreekt, omdat, nu ja, er groeit domweg niks; niks is er aangeplant, geheel kaal, maar wel is het een en al plas; het water wil kennelijk niet z’n normale weg gaan, de weg van snel ‘in de grond zakken’, zoals het hoort en wat je wel degelijk ziet gebeuren bij de andere tuinen, die relatief droog zijn. Wat zou er dan met dat al te natte tuintje aan de hand zijn? Ik denk het antwoord te weten op deze vraag, want wat heb ik het afgelopen jaar mogen waarnemen aangaande zekere activiteiten in dat tuintje? Ik stel u de vraag en doe hierbij meteen m’n verhaal: ergens in het voorjaar van het vorige jaar, twintigdrieëntwintig, was het tuintje geheel overgroeid met wat men ook wel denigrerend onkruid noemt. Op zeker ogenblik zag ik daar een mannetje dat driftig bezig was met bespuiten van het ongevraagd opgekomen groen. Ik hield het allemaal scherp in de gaten om te kunnen constateren wat er na verloop van tijd zou gaan gebeuren. Welnu dames en heren, na een aantal daagjes begon het intense groen een okergelige flodderkleur aan te nemen. U raadt het al: GIF!! Het okergeel werd uiteindelijk weg geschoffeld en er werden, zo bleek later, sperzieboontjes gepoot. Sperzieboontjes in de voortuin, tamelijk exceptioneel, maar oké. De boontjes déden het waarachtig; vonden daar hun biotoopje, ondanks het gif. Ik bleef het hele gebeuren op de voet volgen en zodra het daarvoor de tijd was werd er door het gifmannetje geoogst om er naar alle waarschijnlijkheid een of misschien zelfs twee maaltijdjes mee te kunnen laten bereiden door het vrouwtje. Wat achterbleef, het bonengebladerte, werd opgeruimd, en zichtbaar werd het nu braakliggende grond, modderzwart van kleur. Verderop in het jaar veranderde het zwart wederom in ongevraagd groen, waarop nogmaals de gifspuit ter hand werd genomen, met als resultaat, daar kun je donder op zeggen, dat al het bodemleven – wormpjes, kevertjes en wat niet al – naar de bliksem is geholpen. Het bodemleven dat gangetjes maakt en zo de grond enigszins los woelt zodat het regenwater makkelijk weg kan zakken. Maar het loswoelen kan je zonder dat bodemleven vergeten: alles was ingeklonken en dichtgeslibd waardoor het overtollige water niet meer snel genoeg in de bodem kon wegzakken, maar hoe langzaam ook, het grondwater zou aangevuld worden met het gif, waarvan maar de vraag is of het wel al fatsoenlijk was afgebroken. Ik betwijfel dat ten zeerste. En hoe zal het eten van boontjes, die zich toch hebben weten te ontwikkelen op giftige grond, de bewoners zijn bekomen? Misschien weten ze dat pas over 10 jaar of zo!

Huub en z’n familie

Iedere familie is wel behept met een ‘vieze oom’. Zo’n oom die op verjaardagen het niet kan laten platvloerse moppen te vertellen, waar hij dan zelf het hardst om moet lachen. Ja, ik had ook zo’n oom, is al dood. Ik ben aangeland in een tijd dat al m’n ooms al dood zijn, het schijnt bij vergankelijkheid te horen. Stiekem zat ik altijd wel een beetje met de moppen-oom mee te lachen, dat wel!

Huub kan zich erg opwinden over wat er in de samenleving gebeurt. In talkshows en op social media trekt hij stevig van leer over alles wat in zijn ogen onrecht is. Of het nou gaat over zijn geliefde cultuursector, hypocriete politici of de kloof tussen arm en rijk, Stapel spreekt zich uit. En zo ook, wat mij betreft volkomen terecht, aan het eind van deze voorstelling.

Spel: Huub Stapel, verteller en zang. Cor Mutsers en David Stapel, zang en begeleiding (gitaar).

Plaats en tijd: Theater De Molenberg te Delfzijl, 15 februari 2024. (Geschat publiek: 4 à 500).

Onrust

Het was reeds diep in de nacht; de lantaarnpalen, stuk voor stuk niet alleen eenzaamheid uitstralend maar tevens nog onnodig licht uitzendend all over the street, nog enigszins wit van sneeuw, die straat, en waar op dit tijdstip van de dag de verstilling welig tierde, zoals je kon verwachten. Ineens zag ik daar iets donkers, iets wat mij schrik aanjoeg: wat lag daar in de sneeuw op het gras naast de straat? In de ijzige kou? Zo in het het halfduister leek het wel een dier dat niet meer kón, oververmoeid was geraakt en daar maar was gaan liggen. Een klein koekalfje? Een dito ezeltje? Hoe kwam dat daar? Ontsnapt? Of was het verdorie nog aan toe een lijk? Een mensenlijk?! Of misschien wel twéé lijken over elkaar heen gedrapeerd! Gruwelijk!! Ik staarde en ik staarde, maar kon er niets absoluuts over zeggen. Wat moest ik doen? 112 bellen? Dierenambulance? Hoe kon een mens als ik op zo’n manier nou worden lastiggevallen?, midden in de nacht nog wel! Na enige tijd van aarzeling concludeerde ik domweg, al was het alleen maar om m’n knagende geweten te kunnen sussen en om maar niet in actie te hoeven komen (ik ben geen man van actie), dat het misschien wel een weggegooide kerstboom zou kunnen zijn: ja dát was het natuurlijk! Ja! Ik ging in zekere zin gerustgesteld naar bed en viel al gauw in slaap, nadat ik de wens hardop had uitgesproken dat ánderen, eventuele voorbijgangers, “mijn probleem” misschien wel zouden aanpakken en oplossen. Klaar! De volgende ochtend, het was reeds lang licht, keek ik schichtig naar buiten in de hoop dat de vermeende kwestie zich had weten te ontknopen. Ik zat er ondanks mijn rustige nacht uiteraard toch wel mee in de knoop. Wat bleek? Een stéén! EEN DOOIE STEEN!!! Een keisteen, weliswaar niet van Amersfoortse allure, maar tóch, een grote keistéén! Godzijdank! Ik was nu volledig gerustgesteld, maar begreep niet waarom ik dat ding nooit eerder had gezien, want beter kijkend bij daglicht kon ik niet anders dan concluderen dat hij er zolang ik hier woon – ik woon hier nu zo’n maandje of tien – al die tijd moet hebben gelegen, maar dat het kennelijk nooit tot me was doorgedrongen..

Over Nationalisme

Er zal, naar ik hoop, een VERLICHTE tijd aanbreken, een tijd waarin het zingen van volksliederen, het zwaaien met vlaggen, het dragen van nationalistische symbolen, het vereren van helden en ‘all that kind of stuff’, uit onze hersenen weggewassen is! Het zal met de mensheid ooit toch eens de goede kant opgaan?

Ik heb hier hieronder een aantal zinsneden uit het boekje ‘Over nationalisme’ van George Orwell (met uitgebreide inleiding van Bas Heijne) verzameld. Het mag opvallen dat de theorie van Orwell heel goed in deze tijd blijkt te passen:

In tijden van agressie vormt het werk van Orwell nog steeds een bedreiging voor machthebbers, en een tegengif voor lezers in de onwerkelijke leugenmaatschappij die onder leiding van een dictator is opgetuigd.

‘Over nationalisme’ van George Orwell met een inleiding van Bas Heijne, een uitgave van Prometheus (2023)

Dubbelspeak

De deurbel liet tamelijk lang op zich wachten alvorens hij signaal gaf; ‘k had sintermaarten voor dit jaar al stiekem afgeschreven toen daar toch nog de bel ging. Deur open en daar stond man naast jongetje met ‘brandende’ lampion. ‘Prima’, zeg ik, ‘zo hoort het ook; lampions moeten branden, zéker met SintMartinus-lopen’. Ik deed alsof ik meer dan geïnteresseerd luisterde toen het jongetje, zo te zien vanuit het niets en geheel uit vrije wil, een lied begon te zingen. Iets met ‘de meisjes hebben rokjes aan’. Nadat het joch uitgezongen was lied ik hem, na een overdreven compliment over z’n zangkunst, een grote plastickom zien die door gebrek aan bezoek nog geheel gevuld was met chocoladedingetjes, stuk voor stuk gewikkeld in een papiertje. Een Marsreepje werd het slachtoffer, waarop de volwassen man antwoordde ‘Nee, ja, kijk, snoepen doe ik allang niet meer, zoiets hoef ik niet meer op mijn leeftijd. Tegelijkertijd hing hij met z’n wolwassen hoofd vlak boven de kom, griste er een lekkernij uit, en zei dat het hem tóch wel lekker leek. ‘Bedankt hè?!’ En weg waren ze…

Overigens wil ik hier wel even vermeld hebben dat ik vind dat dat ook zo hoort – meisjes horen rokken aan, niks broeken!!!

Dimensionaliteit

Traditionele opvatting der literatuur en kunst als marginale speelweitjes voor de ongevaarlijke nar, ver verwijderd van de terreinen waar de “échte dingen” gebeuren, nl. wetenschap en maatschappij “.

Ergens in de jaren zeventig moet ik deze regels genoteerd hebben, een verloren tekstje weer opgedoekt uit een van m’n vele notitieschriftjes. Een notitie die ik niet zelf had bedacht weliswaar, maar die me toentertijd kennelijk al als zijnde merkwaardig was opgevallen. Minachtend spottend, die regels! En nú wil ik daar het volgende over zeggen: ‘Dames, heren (en wie al niet): kunst gaat, net als wetenschap over creatieve ideeën, over de zich ontwikkelende spelende mens. Kunst en wetenschap zouden dus een mooie combinatie kunnen zijn, eventuele verlengstukken van elkaar, en de zogenaamde maatschappij vindt z’n meer dan kostbare reflectie juist in de literatuur beschreven. Beide begrippen, zogenaamde ‘onschuldige speelweitjes’, zoals boven aangehaald, maken dus juist de wetenschap en maatschappij rijker door er waardevolle aspecten aan toe te voegen. Wetenschap en maatschappij zijn op zich kale begrippen, op zich hooguit tweedimensionaal van aard, plat dus, en het zijn juist de fenomenen kunst en literatuur die er met hun dimensie extra glans aan kunnen geven. Wees nou eerlijk: een driedimensionale maatschappij, geïntegreerd met kunst en literatuur moet toch welhaast een voller leven opleveren dan een plat leven, een leven zonder diepte?! Kortom de dingen om ons heen worden pas écht echt als die zich onlosmakelijk met kunst en literatuur hebben weten te omringen!’

“Wir haben die Kunst, damit wir nicht an der Wahrheit zu Grunde gehen.” Nietzsche

Raadselachtige vlekjes

Bijna dagelijks betrapte ik m’n per definitie donkerblauwe t-shirt erop dat-ie weer eens bevlekt was met kleine witte vlekjes, of spatjes, hoe je het fenomeen ook wilt benoemen. Vlekjes die overigens makkelijk vaag te poetsen waren met een beetje water of spuug, of je moest je al de rambam boenen om ze helemáál te laten verdwijnen. Ik vond die vlekjes meer dan vervelend, want ik mag graag goed (lees: onberispelijk) voor de dag komen op de schaarse momenten dat ik me in het openbaar vertoon. Was het tandpasta? Kwijl ik tijdens het poetsen? Ja!, maar dat doe ik ook tijdens het niet-poetsen! Kortom, ik let dus goed op dat ik voldoende gebukt sta tijdens het schrobben, opdat dat kwijlen in ieder geval niet de oorzaak kan zijn van die vlekjes en of spatjes, of, nogmaals, hoe je ze ook wilt noemen! Maar hoe letterlijk gebukt ik ook ging onder het reinigen der tanden, die smetjes bleven zich hardnekkig manifesteren. Een volkomen raadsel tot dusver… totdat ik er bij toeval achter kwam (serendipiteit noemt men zoiets in de wetenschap, ontdekken bij toeval, zoals bijvoorbeeld ook het antibioticum penicilline is opgespoord, zonder dat men ernaar op zoek was) dat ik, voordat ik de tandenborstel goed in m’n greep had, de kopse achterkant van de steel, daar dus waar het borstelgedeelte niet zit, eventjes tegen m’n door t-shirt bedekte borst en of buik tikte ter versteviging van m’n grip op dat handvat, om als zodanig flink te kunnen poetsen. Iets wat ik kennelijk tot nog toe onbewust altijd deed, dat tikken. En toen had ik hem: die kopse kant bleek vaak vervuild te zijn met resten van tandpasta die zich kennelijk na enige tijd hadden weten op te hopen onderin het borstelbekertje, waarin ik de tandenveger altijd bewaar als ik niet bezig ben met mondschrobben … en wel met de greep naar beneden, de greep, het handvat dus, die lang genoeg is om op de bodem van het bekertje te kunnen steunen, met als gevolg dat … nu ja, u raadt het al. Sinds ik dit ontdekte weet ik dus waarop ik moet letten wil ik voortaan met onberispelijk schone t-shirts (althans naar het schijnt; er bestaan ook onzichtbare vlekken) rondlopen of dito hangen, hoe je het ook wilt omschrijven …

Hoe die tandpastaresten dan onderin het bekertje komen? Welnu, wij zijn ook in het bezit van borsteltjes die elektrisch worden aangedreven. Zij, die lieverds, staan, naast de gewone borstels, óók in dat bekertje, waarvan het deksel is voorzien van gaten waarin die poetsdingetjes zich kunnen staande (c.q. hangende) houden. Nu ja, omdat die elektrisch aangedrevenen van korte holle steeltjes zijn voorzien, is het mogelijk dat daaruit wel eens, vanwege niet goed schoonspoelen, achtergebleven tandpastaresten kunnen druppelen en zo ongevraagd de bekerbodem bevuilen. Zo ziet u maar weer…!

Vijftal adelbrieven

Sarah Neutkens (1998) is haar naam. Deze uit Eindhoven afkomstige vrouw heeft, zo jong als ze is, een vijftal adelbrieven (= kwaliteiten) op haar naam: schrijver, pianist, componist, fotomodel en afgestudeerd beeldend kunstenaar. Ze componeert hedendaagse klassieke muziek, als autodidact (wil op muziekgebied zichzelf leren, niet geleerd wórden, varend op intuïtie; geen conservatorium). Daarenboven is ze ook muziekprogrammamaker: “De radio in mijn hoofd staat steevast aan”, meldt ze ergens. En dan is nog te noemen haar debuutroman: Een blote man beminnen (Prometheus, 2022). Het beeld Honoré de Balzac van Rodin, geplaatst bij het Van Abbemuseum te Eindhoven, bleek voor dit schrijven haar inspiratiebron. Heb dat boek inmiddels in m’n bezit, maar moet het nog lezen. Ken haar overigens van het tv programma ‘De slimste mens‘, waarin ze vertelde over wie ze was en wat ze deed. Ze heeft maar één ronde aan dat quizprogramma mee mogen doen, maar ondanks dat heeft ze inmiddels op mij, wetende van wat haar bezighoudt, aanzienlijke indruk weten te maken; één van de redenen waarom ik dat tv-programma volg. Zo heb ik tevens hoogte gekregen van het bestaan van Joost Oomen (schrijver), Lisa Loeb (schrijver, zangeres) en sopraan Francis Broekhuizen. Neutkens’ lijst van composities – voor o.a. koor, strijkkwartet en pianosolo – is al tamelijk indrukwekkend te noemen…

Minimalistische muziek & melancholie