Mens & Gif

Ik zie huizen, rijtjeshuizen, dáár, aan de overkant van de straat, gelukkig redelijk op afstand, maar desalniettemin zie ik ze, die huizen. Die huizen zijn allemaal voorzien van voortuintjes die er stuk voor stuk redelijk uitzien, maar het ’t kón allemaal wel wat wilder aangaande de beplanting; minder burgerlijk en zonder tegels. Kletsnatte tuintjes vanwege de nu nagenoeg onophoudelijke regen, maar nergens ontwaar ik plassen water, op één uitzondering na: er valt een tuintje waar te nemen waar de begroeiing totaal ontbreekt, omdat, nu ja, er groeit domweg niks; niks is er aangeplant, geheel kaal, maar wel is het een en al plas; het water wil kennelijk niet z’n normale weg gaan, de weg van snel ‘in de grond zakken’, zoals het hoort en wat je wel degelijk ziet gebeuren bij de andere tuinen, die relatief droog zijn. Wat zou er dan met dat al te natte tuintje aan de hand zijn? Ik denk het antwoord te weten op deze vraag, want wat heb ik het afgelopen jaar mogen waarnemen aangaande zekere activiteiten in dat tuintje? Ik stel u de vraag en doe hierbij meteen m’n verhaal: ergens in het voorjaar van het vorige jaar, twintigdrieëntwintig, was het tuintje geheel overgroeid met wat men ook wel denigrerend onkruid noemt. Op zeker ogenblik zag ik daar een mannetje dat driftig bezig was met bespuiten van het ongevraagd opgekomen groen. Ik hield het allemaal scherp in de gaten om te kunnen constateren wat er na verloop van tijd zou gaan gebeuren. Welnu dames en heren, na een aantal daagjes begon het intense groen een okergelige flodderkleur aan te nemen. U raadt het al: GIF!! Het okergeel werd uiteindelijk weg geschoffeld en er werden, zo bleek later, sperzieboontjes gepoot. Sperzieboontjes in de voortuin, tamelijk exceptioneel, maar oké. De boontjes déden het waarachtig; vonden daar hun biotoopje, ondanks het gif. Ik bleef het hele gebeuren op de voet volgen en zodra het daarvoor de tijd was werd er door het gifmannetje geoogst om er naar alle waarschijnlijkheid een of misschien zelfs twee maaltijdjes mee te kunnen laten bereiden door het vrouwtje. Wat achterbleef, het bonengebladerte, werd opgeruimd, en zichtbaar werd het nu braakliggende grond, modderzwart van kleur. Verderop in het jaar veranderde het zwart wederom in ongevraagd groen, waarop nogmaals de gifspuit ter hand werd genomen, met als resultaat, daar kun je donder op zeggen, dat al het bodemleven – wormpjes, kevertjes en wat niet al – naar de bliksem is geholpen. Het bodemleven dat gangetjes maakt en zo de grond enigszins los woelt zodat het regenwater makkelijk weg kan zakken. Maar het loswoelen kan je zonder dat bodemleven vergeten: alles was ingeklonken en dichtgeslibd waardoor het overtollige water niet meer snel genoeg in de bodem kon wegzakken, maar hoe langzaam ook, het grondwater zou aangevuld worden met het gif, waarvan maar de vraag is of het wel al fatsoenlijk was afgebroken. Ik betwijfel dat ten zeerste. En hoe zal het eten van boontjes, die zich toch hebben weten te ontwikkelen op giftige grond, de bewoners zijn bekomen? Misschien weten ze dat pas over 10 jaar of zo!