Dubbelspeak

De deurbel liet tamelijk lang op zich wachten alvorens hij signaal gaf; ‘k had sintermaarten voor dit jaar al stiekem afgeschreven toen daar toch nog de bel ging. Deur open en daar stond man naast jongetje met ‘brandende’ lampion. ‘Prima’, zeg ik, ‘zo hoort het ook; lampions moeten branden, zéker met SintMartinus-lopen’. Ik deed alsof ik meer dan geïnteresseerd luisterde toen het jongetje, zo te zien vanuit het niets en geheel uit vrije wil, een lied begon te zingen. Iets met ‘de meisjes hebben rokjes aan’. Nadat het joch uitgezongen was lied ik hem, na een overdreven compliment over z’n zangkunst, een grote plastickom zien die door gebrek aan bezoek nog geheel gevuld was met chocoladedingetjes, stuk voor stuk gewikkeld in een papiertje. Een Marsreepje werd het slachtoffer, waarop de volwassen man antwoordde ‘Nee, ja, kijk, snoepen doe ik allang niet meer, zoiets hoef ik niet meer op mijn leeftijd. Tegelijkertijd hing hij met z’n wolwassen hoofd vlak boven de kom, griste er een lekkernij uit, en zei dat het hem tóch wel lekker leek. ‘Bedankt hè?!’ En weg waren ze…

Overigens wil ik hier wel even vermeld hebben dat ik vind dat dat ook zo hoort – meisjes horen rokken aan, niks broeken!!!

Kwartje

We wisten het: bij de boeren buiten het dorp kreeg je een kwartje. Als je zong, als je zong tenminste! Dat moest dan maar; onze begerigheid kende geen grenzen. Het was die avond ruig winterweer, de wind speelde z’n spel met fijn sneeuw. Wit alles bij lantaarnlicht, maar verderop, zo’n halve kilometer buiten het dorp, op nog slechts één brandend kaarsje in een nattige papieren lampion na, was de grauwe duisternis de baas. De ogen half toegeknepen vanwege de hinderlijke sneeuw, turend op zoek naar dat licht omhooglopende laantje die toegang zou verschaffen tot de wierde waarop de woon- en werkstee van keuterboertje H. hun plaats innamen. Er brandde daar vreemd genoeg totaal geen licht, hetgeen een enigszins unheimische indruk maakte. Desalniettemin bonsden we op de voordeur en begonnen, ongetwijfeld mede ingegeven ook door bangigheid, keihard te zingen: Sint Martinus bisschop, met zien roege muts op, met zien laange stevels aan, doar komt Sint Martinus aan. Er werd niet gereageerd, althans er werd niet opengedaan. Nog een keer, harder dan maar. Nu moet men ons een kilometer verderop wel gehoord hebben, maar het bleef stil aan de andere kant van de deur. Oké, derde keer is scheepsrecht: nòg harder! Bonzen ook! En verdomd, we hoorden van binnenuit gemorrel aan de deur, die een seconde later naar binnen openzwaaide. Er verscheen in de donkere opening een man, slechts gekleed in een lange grauwwitte onderbroek waarvan de gulp wagenwijd openstond. Er was nog net kaarslicht genoeg om dat te kunnen constateren. We bedachten ons geen ogenblik en maakten dat we wegkwamen. De begerigheid naar onze kwartjes lieten we schieten en gingen in het dorp verder langs de deuren…

…we hoorden van binnenuit gemorrel aan de deur…

Sintermaarten (vervolg)

Nog steeds sintermaarten. Na dat eenzame jongetje is het de beurt aan een drietalletje. Het bekende werk met de koeien. Ik geef ze alle drie iets verschrikkelijks zoetigs, ik zàl ze. Terwijl ze die zoetigheid in hun plastic tasjes willen stoppen, krijgen ze ruzie over wat wiens tasje is: “Das mijnt en das jouwnt!” Ik, verschrikkelijke taalmoralist als ik ben (ik schrik er zelfs soms ’s nachts van wakker), meen dat het m’n taak is deze kindertrits te corrigeren. We gaan samen zingen, wel tien keer: ‘Dat is de mijne en dat is de jouwe!’ Vonden ze leuk. ZIJ, niet ik. Dan zegt het brilletje, één draagt een brilletje, dat ik wel erg op Einstein lijk. ‘Einstein?’, zeg ik, ‘Wie is dat?’ Alle drie uit één mond, enigszins verontwaardigd geloof ik: ‘Das een wetenschapper!!’ ‘Zo, een wetenschapper….. en wat heeft die wetenschapper dan wel niet uitgevonden?’ ‘Een tijdmachine!’, alsof ze het ingestudeerd hadden. Nadat ze vertrokken waren, bedacht ik dat ik die Einstein wel eens even zou bellen. Kon-ie, Einstein, wat mij aanging, die tijdmachine misschien inzetten om sintermaarten in het vervolg over te laten slaan! Maar dan bedenk ik ineens dat ik juist door dat kinderterreur aan de deur een stuk rijker ben geworden. Ik sta nu al te popelen om de kleine ‘huisvredebreukjes’ van volgend jaar te mogen beleven….!

Sintermaarten

Was het niet dinsdagavond jl. dat het sintermaarten was? Ja, sintermaarten; je zegt toch ook sinterklaas?! Nu heb ik het daar nooit zo druk mee, want ik woon op een plek, een uithoek, waar hooguit een stuk of tien kinderen het wagen langs te komen. Hooguit. Eigenlijk kan ik helemaal niet tegen feestjes van mensen lastigvallen met dom gezang in ruil voor ongezond snoep, maar goed, dat komt omdat ik zelf geen kind meer ben. Hoewel? Maar als de bel dan gaat ben ik toch nieuwsgierig naar wie er op de stoep zullen staan. Meestal begint het zingen pas wanneer ik de voordeur, met veel bravour, openzwaai, veel bravour, ja, met in gedachten dat ze dan wel zullen vluchten. Maar ze vluchten nooit! Zingen is het motto! Wat dènkt men wel?! Kwasi geduldig sta ik dan te ‘luisteren’, meestal naar het steeds weer terugkomende verhaaltje over ‘koeien met staarten’. Warempel! Na afloop geef ik ze dan zoete marsjes in de hoop dat ze hun melkgebitjes daarmee zullen maltraiteren. Zo ben ik dan ook wel weer! Ja toch? Goed, ik trek m’n buik in, doe m’n borst vooruit en zwaai ostentatief de deur open. Staat daar een jongetje met een kennelijk zelfgemaakt lampionnetje. Jongetje alléén. Jongetje van een jaar of zes half zeven. Jongetje dat ik niet ken, jasje aan. Beeldje van eenzaamheid, niet erg, maar toch! Jongetje dat zingt, spontaan, nou ja spontaan, in ieder geval met de nodige inzet, serieus. En laat ik nou geen woord hebben verstaan van wat hij er luidkeels uit schalde?! Geen wóórd! Geweldig! Grandioos! Dat was tenminste van zijn kant blijk geven van distinctie! Ik gaf hem als dank een luid applaus, rende naar boven om een gezonde appel voor hem te halen die hij na enig wachten dankbaar in ontvangst nam. En wèg was-ie! Kijk, zulke klanten wens ik aan de deur, klanten die iets nieuws en overwachts te vertellen hebben, ook al versta ik er geen ene sodemieter van! Kan ik ook niet weten of het dom van inhoud is! Toch….?