Werk en moraal

U dient te weten dat ik totaal geen eelt op m’n handen heb. Hoe zou dàt toch komen? Welnu, ik voer nooit iets uit! Dat heeft niet slechts te maken met m’n gigantische luiheid, maar ook denk ik de dingen niet aan te kunnen. Angst heb ik ervoor. Voor de dingen. Bang als ik ben ze aan te raken, want stel je voor dat ze kapot gaan, dan ben ik dermate afhankelijk dat ik hulp van derden moet inschakelen. Wat ik dan ook alsmaar doe is proberen de werkelijkheid om me heen zoveel mogelijk te vermijden door de vlucht te nemen in de romantiek of de verbeelding. Vroeger, lang geleden, had ik dat al sterk. Ik werd regelmatig geacht m’n hobbyende vader in de weekeinden te helpen met het verzorgen van de beesten die we rondom huis hadden. Legkippen, paarden, kalveren….. gedoe! Als reactie trok ik dan meestal m’n allernetste pak aan, met stropdas, en ging, in m’n kamer opgesloten, prismaboekjes (het mocht niet te moeilijk zijn) zitten lezen over sterrenkunde, want sterrenkunde, vluchten in het heelal, is romantiek. Ik heb nooit begrepen, ondanks het feit dat ikzelf in die tijd nog mestkuikens heb gehad, waarom een mens zich zoveel werk op de hals haalt. U zult nu zeggen: Werken daar is nog nooit iemand aan doodgegaan, maar je zult maar de eerste zijn! Overigens is dat ook onzin, want er zijn verschrikkelijk veel mensen op deze aarde geweest die zich letterlijk hebben doodgewerkt. Wij zullen nog eens aan vlijt ten onder gaan. De wereld heeft onder ons mensen verschrikkelijk te lijden! We vergiftigen met dat calvinistische harde werken ons eigen milieu! Dat moet u toch langzamerhand willen inzien? Nu zal ik voor deze anticalvinistische opstelling, die lage werkmoraal, het kàn niet anders, dat weet ik maar al te goed, verschrikkelijk gestraft worden en ik weet ook dat u in zulks geval geen medelijden met me zult hebben. Welnu beste mensen die straf zit eraan te komen: onder mijn dunne eeltloze en dus zachte handenhuidje -grappig woord- beginnen zich opeens harde kraakbeenachtige knobbels te vormen, waarschijnlijk omdat ik zo stom ben geweest onafgebroken ergens twee uur lang gras te maaien met een door mijzelf voortgeduwde grasmaaier. Jawel, die onderhuidse knobbels zijn daar natuurlijk ontstaan ter bescherming vanwege het gebrek aan eelt. Maar, eerlijk gezegd, of het nu zo’n erge straf is betwijfel ik; ze zijn geheel pijnloos die knobbels, maar wel evident en een mooi excuus om maar geen poot meer te hoeven uitsteken. Ja ja, u bent jaloers…..

Mestkuikengeklieder 2

Journalist Gerard van Westerloo heeft gisteren de journalistieke prijs 2006 gewonnen met z’n verhaal “De Kippenmoord“. Het artikel verscheen december 2006 in M, het maandblad van de NRC.
Als reactie hierop wil ik verwijzen naar mijn eigen weblogverhaal ‘Mestkuikengeklieder‘ van 21 dec. 2006.

 

Mestkuikengeklieder

Sjouwen met vijftig-kilo-zakken kippenvoer op m’n nek! Dàt was wat ik er -lang geleden, ergens in de zestiger jaren- voor over moest hebben. Per slot van rekening kon ik er, als het aan het eind van de rit allemaal goed kwam, een mooi bureau mee verdienen. Wat hield die rit dan in? Lees verder. Ze kwamen aan in kartonnen dozen. Eéndagskuikens. Achthonderd kuikentjes. Dat was voor mij het maximum want meer kon ik er niet bergen. Ze werden losgelaten op een laag houtsnippers binnen een soort heksenkring van karton, onder rode verwarmingslampen. Gezellig gepiep. Verder alles donker opdat ze, de kuikentjes, zo weinig mogelijk konden zien; bewegen deden ze slechts naar de schemerige voer- en waterbakken. Mòchten ook niet te veel bewegen, want ze moesten groeien, en wel zo snel als mogelijk was! Speciaal daarvoor samengesteld voer was voor ze beschikbaar. Verder konden ze lekker uitrusten, gezeten in hun eigen poep. En die poep ging zo halverwege de rit rotten waarbij dan ammoniakgas vrij kwam. Dat kon je zien aan hun ogen, die waren lichtelijk gezwollen. Ze werden ook allemaal een beetje snotterig van dat in principe giftig gas. Zo bleven ze in een langzaam maar zeker uitdijende cirkel ongeveer acht weken zitten in die troep tot ze zo’n twaalf à dertien ons wogen. Dan kwam er een grote vrachtwagen voorrijden die de vetgemeste kuikens, in kisten gepropt, meenam naar de grote kippenslachterij. Een tiental dooie, soms half vergane kippen bleef er achter. Het kippenhok werd vervolgens schoongemaakt en ontsmet met de smerigste chemische middelen, om daarna weer een nieuwe vracht piepkuikens te kunnen ontvangen. Het geld kwam binnen en ik kon m’n mooie bureau door een echte meubelmaker laten maken en er, veel later, stukjes aan schrijven. Bijvoorbeeld over ‘De Mensch en Zijn geknoei met beesten’…..

trefwoorden: plofkip wroeging

mestkuikens