Schuilplaats voor andere tijden

Een bijzonder boek dat mij de radeloze machteloosheid der mensen aangaande de ziekte Alzheimer doet inprenten, immers het is nog steeds een ongeneeslijke ziekte die mensen die er aan lijden langzaam maar zeker hun leven ontneemt; niet meer in staat het huidige leven nog te kunnen volgen. Er wordt natuurlijk alles bedacht om met verzachtende maatregelen te komen. Hier en daar een pilletje of een aanpassing van de levensstijl, als pleisters om het erger worden ervan hopelijk enigszins te kunnen afremmen. Gaustin, de hoofdpersoon (tevens de schizofrene ik van de schrijver) uit de roman ‘Schuilplaats voor andere tijden‘ van de Bulgaarse schrijver Georgi Gospodinov had een uitgebreide levensverlichtende oplossing bedacht voor mensen die niet meer zo goed in het nu zich konden handhaven omdat ze domweg niks meer in hun brein konden vastleggen, terwijl ze zich nog wel allerlei dingen van vroeger herinnerden: Hij, Gaustin, probeerde de omstandigheden van vroeger na te bootsen door allerlei kamers in te richten die een verleden uitstraalden, bijv. van het jaar 1960, of 1968, of 1956 etc, vul maar in, waar de dementerende dat leven van toen nog konden leven, omdat ze daarvan nog veel herkenden. Werd de dementie erger dan was het mogelijk een stapje terug te doen middels verhuizen naar een kamer met een eigenschap van een nog vroegere tijd. Nu ja, het was natuurlijk een mooie poging om die mensen nog een beetje leven te gunnen, maar u begrijpt, dat zoiets toch vroeg of laat moest doodlopen. Ik vond dat overigens wel een grappig idee (Gaustin was natuurlijk ook een beetje gek), maar er kwamen steeds meer gezonde mensen op af die in die behandeling een uitweg hoopten te vinden voor het hectische moderne leven. Eigenlijk is het hele boek – veel Europese staten hielden zelfs een referendum om mensen te laten kiezen in welk verleden ze wilden leven! – een aanklacht tegen het feit dat steeds meer mensen van nu een obsessie met het toch wel dystopische verleden hebben. Angst voor de Toekomst? Te hectisch het huidige leven? Te druk, te jachtig, te chaotisch, te koortsachtig, te angstig?!

Even nog wat citaten uit het boek van 330 pagina’s:

Een uitgave van Ambo/Anthos Amsterdam (2022).

Het dubbele

Hij zat, met z’n pet ietwat te ver achter op z’n hoofd, zichtbaar blij te zijn naast me in de auto. Op weg naar het Groninger Hoogeland, op zoek naar de boerenbedrijven waar hij had gewerkt; ieder jaar weer een andere werkgever, een andere boer, nagenoeg heel z’n leven, meteen na de lagere school. Geen gedonder! Boerenarbeider! Mager pensioentje, of misschien wel helemaal géén pensioen. Hij kon feilloos, op het moment dat we er langsreden, zowel de namen van al die boeren opnoemen, alswel van de boerderijen – die hadden soms ook een naam. Pet van opwinding steeds verder achterover. Plekken bij Uithuizen, Garsthuizen, Zijldijk; waar waren we niet, waar had hij niet gewerkt?!

Terug naar huis. We dronken koffie en hij bood me zowat iedere 5 minuten opnieuw een sigaartje aan: “Sigaar jòng?!” Hij ging daar mee door tot de doos leeg was. Ik bleef maar verzamelen. Lachwekkend, maar vooral ook om te huilen – Alzheimer…..

Simon Dijkstra

Ontmoette gisteren een oude bekende. Na lange tijd. We kregen het over vroeger (daaraan kun je zien dat je oud wordt): dat tuinfeest, honderd jaar geleden gehouden te Winneweer en door ondergetekende georganiseerd – dat dat zo gezellig was geweest en dat er na afloop ook een aantal dronken mensen naar huis moest worden gebracht. Herinner jij je met name nog Simon Dijkstra*, zo dronken als een tor?, vroeg de bekende mij.  Nee, die naam…… nou ja, de naam klonk op de één of andere manier wel bekend, maar ik wist hem niet meer te plaatsen. Bekende: Je wéét wel, heeft daar en daar gewoond; in ’t witte huisje met dat rieten dak, kom op, waar nu een lesbisch stel woont……. dáár woonde Simon toentertijd! Ja verdomd, langzaam begon me er iets te dagen……… Simon Dijkstra…… Simon Dijkstra……. daar zeg je wat – die Simon…… ja, ik herinner me hem weer geloof ik, zei ik.

Een naam, die, zo leek het, helemaal uit m’n hoofd was verdwenen – Simon Dijkstra. We hadden het dus over hem, met als gevolg dat ik nu aldoor aan die Simon Dijkstra moet denken; ik kan hem niet meer kwijt raken: Simon Dijkstra, Simon Dijkstra, Simon Dijkstra. Simon Dijkstra voor en na! Totaal out of mind, en nù? Simon Dijkstra, allang dood overigens, weet niet meer van ophouden!

P.S. Heb deze naam hier gefingeerd. Initialen S.D. kloppen wel!

Tuinfeest Garrelsweer 1968web

Tuinfeest Garrelsweer/Winneweer 1968

Grijs en somber

Vanmorgen vroeg bij het opstaan was het grijs en somber. Ik werd vroeg wakker voor mijn doen, want een strak drukverband om m’n linkerknie deed nogal hevig z’n werk door onophoudelijk stevig te drukken. Dat verband was gisteren aangelegd na een operatie. U zult begrijpen dat ik hier verder niet op in ga, want één van mijn, misschien al te vele, stellingen is: ziekte is privé! (Dat tamelijk onsmakelijke verhaal over Bush z’n al of niet zieke darmen, breeduit gemeten in de media, vind ik te ver gaan! U en ik hoeven dat allemaal niet te weten!) Grijs en somber dus, héérlijk vind ik dat, als het niet te koud is, niet regent èn niet waait! Hèbt u dat?! Met enig geluk is het dan ook nog genadiglijk stil buiten; geen racende en jankende motoren die voorbij scheuren of wat voor helse lawaai dan ook. Dat ploerterig felle zomerzonlicht….. daar zit ik niet op te wachten, behalve natuurlijk wanneer ik in de stilte op m’n luie rug onder een lindeboom kan liggen. Doch dit terzijde.

Somber weer brengt mij altijd in een bepaald gemoed, niet dat dàt dan ook somber is, integendeel, een soort van vrolijke en energie opleverende nostalgie omhelst mij dan, want die éne dinsdagmiddag uit het jaar 1962….. toen waren de weersomstandigheden precies als hedenmorgen bij het opstaan. Bij grijsheid maakt het niet zo heel veel uit of het nu middag of morgen is. Die bewuste dinsdagmiddag, wat heb ik toen gedaan? En dat ik dat nu, zoveel jaren later, nog wéét, zelfs wat voor wéér het was?! Daar komt-ie: Bigglesboekje in één ruk uitgelezen, halve pan kippensoep leeggelepeld en een griesmeelpudding met vruchtjes weten te verwerken. Heerlijk rond en vol. En ik weet dat nog omdat dat boekje over Biggles en z’n makkers m’n eerste Bigglesboekje was en er vervolgens door de tijd heen nog een hele bulk van die boekjes zich door mij liet lezen. Die soep en pudding was eigenlijk maar bijzaak, want dat at ik iedere dinsdagmiddag. Ik ben vandaag de dag wel klaar met Biggles, maar die pudding eet ik nog steeds graag, die soep ook, maar toch is het zo dat de gedachte aan kippen, en hoe ik met die arme vogels in het verleden ben omgegaan, mij nog altijd een schuldgevoel oplegt, als een pijnlijk knellende band, zoals nu het verband om m’n knie…..

Zonder publiek

vaartzicht

                                                                      Foto: Aart Brakema

Als jongetje heb ik ergens in de vijftigerjaren vaak in dit pand te Onderdendam vertoefd en kende er alle verborgen uithoekjes. Mijn grootouders runden er toentertijd een café. Niet zelden was er gezellige bedrijvigheid. Visclubs kwamen daar hun tijdens wedstrijden gevangen vis wegen, om de prijzen voor de individuele hengelaars te kunnen bepalen. Dat ging natuurlijk niet zonder gesmeerde kelen…..

De bovenzaal was ook interessant voor mij, want er was een podium, waar ik in m’n eentje toneelspeelde en waar ik me terug kon trekken in de wereld achter de coulissen, een wereld met een sfeer van verstilde dromerigheid, omdat het geheimzinnige licht uit een kokerraam er naar binnen viel.

Er werden in die zaal natuurlijk ook bij regelmaat de nodige feesten gehouden en ik herinner me nog hoe ik verliefd werd en was op de accordeoniste van een band, die zich op mijn podium had genesteld. Ze, net als ik muziekbezetene, was weliswaar honderd jaar ouder dan ik, maar dat gaf niet…..

Op dagen dat er niets bijzonders was te doen en ik genoeg had van toneelspelen en vissen in het Boterdiep, of als de locale jeugd eens niet van de brug in het water sprong om te zwemmen, wat natuurlijk de nodige spectaculaire aanschouwelijkheid met zich meebracht, nestelde ik me in de kroeg op de halfversleten leren bank in de schouw achter de kachel. Daar las ik een Karl May boek, terwijl ik onderwijl de niets vermoedende klanten zat te beloeren. Er zijn er nogal wat jenevertjes en pilsjes weggedronken. Voor één klant had ik bijzonder veel bewondering, omdat-ie donker bier, géén pils dus, dronk. Inmiddels ben ik er natuurlijk wel achter gekomen dat dat donkere toch maar slap (lees: zoet) spul is vergeleken met gewone pils. U zult dan ook begrijpen dat die man mij achteraf, zonder dat-ie het heeft geweten, zeer teleurgesteld heeft; ik kan in hem uiteraard geen held meer zien!

En wat dacht u van biljarten; heb ik er, hoe kan het ook anders, ook geleerd, ondanks m’n afkeer ervan; ik heb nooit van spelletjes gehouden, want ook toen al had ik er een hekel aan me te moeten concentreren op één ding; daar ben ik te fladderig voor. Spelletjes doen is voor mij verveling, maar ik moest wel, want opa kon met z’n biljartlessen nogal dwingend omgaan. Dat neemt niet weg dat ik goeie herinneringen heb aan die verblijftijd met tussenpozen te Onderdendam.

onderdendam

Expressief schilderij van Abe Kuipers

De grote vergetelheid

In den beginne zijn er slechts beelden. Later komen daar de woorden bij. Woorden en beelden als handreikingen naar de herinneringen. En die herinneringen vullen je leven, zijn je leven; je bènt je herinneringen. Ze vormen je gedachten, zowel naar het verleden alswel naar de toekomst. Zo is het bewuste leven. Maar als woorden en of beelden niet meer als sleutels op je herinnering passen kun je er niet meer bij, en dan kan zo’n gemankeerde herinnering ook niet meer de andere herinnering oproepen; er vallen gaten in het netwerk, in de herinneringsinfrastructuur, en derhalve in je sociale infrastructuur. Stuurloos word je, willoos, wetensloos. Hooguit af en toe nog een flard van een herinnering, zoals een defecte automotor nog wel een paar pruttels wil produceren…..

Gisteravond 8 april de toneelvoorstelling ‘Hersenschimmen’ van Chaim Levano gezien. Een stuk dat gebaseerd is op de gelijknamige roman van J. Bernlef. Ondanks de dramatiek van de dementie, waar het stuk over gaat, hetgeen u ongetwijfeld, gezien de aanhef, al had begrepen, heb ik er van genoten: Woorden, véél woorden, zinnen, véél zinnen. Lieve zinnen, stoute zinnen, filosofische zinnen, uitgesproken door de dementerende hoofdfiguur Maarten Klein bij monde van maar liefst vier spelers. Onsamenhangende, naar alle kanten zich richtende woordzinnen, die klonken als muziek. Maar het was invalide muziek, muziekflarden uit een onwezenlijke wereld, die steeds moeizamer konden worden gepareerd door Maartens vrouw Vera. Men wéét hoe het afloopt bij dementie: Tot aan de pauze hebben de vijf spelers dat, synchroon met die (afbrokkelende) woordzinnen, ook nog eens schitterend beeldend laten zien; het leek welhaast een prille vorm van ballet. Jammer was het dat er na de pauze niets meer werd toegevoegd dat een nieuwe dimensie zou opleveren, en mocht die er wèl zijn geweest dan heb, ik althans, het niet begrepen. Buiten het feit dat ik in het algemeen een hekel aan pauzes heb, had het stuk daar dus afgelopen mogen zijn. Desalniettemin….!
Spel: Rederijkerskamer Sappho uit Loppersum.
Plaats: Bernleftheater (De naamsgelijkenis met J. Bernlef berust op toeval) te Usquert (Groningen).
Regie en tevens afstudeerproject: Renate van den Broek.
Publiek: 70 (volle bak).

Naschrift: Vanmorgen bereikte mij via teletekst het bericht dat Gerard Reve is overleden. De volksschrijver wiens gezondheid de laatste jaren werd geteisterd door de ziekte van Alzheimer….. Hij ruste in vrede.
Wanneer de schrik enigszins is weggeëbd zal ongetwijfeld een Reve-hype zich laten gelden. Veel titels van z’n bekende boeken zijn er in de media al weer langsgekomen, waaronder natuurlijk “De Avonden”. Maar het boek waar je niet of nauwelijks over hoort, en dat ik hier zeker kan aanbevelen, is getiteld: “Tien Vrolijke Verhalen“: Tartende ironie!